Meditatie 

 

HET WERK ONZER HANDEN

We kennen Psalm 90 als het lied waarin de betrekkelijkheid en vergankelijkheid van het mensenleven onder het gericht dat God vanwege onze zonden over ons doet gaan, op aangrijpende wijze wordt beleden. Toch is Psalm 90 beslist niet alleen een stervenspsalm, maar ook een levenspsalm waarin we gewezen worden op datgene wat ons leven ondanks het sterven, ja dwars door het sterven heen, toch echt voluit leven doet zijn. Ondanks de droeve klachten die er in doorklinken eindigt deze psalm niet in een donkere sombere uitzichtloosheid, maar in een ontroerend smeekgebed. Voor alles wordt daarbij gesmeekt om de voortgang in de openbaring van Gods werk: “Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden.” Via de aanduiding “Uw knechten” wordt hierbij aansluitend ook gebeden om “ons werk.”

Niet over ons werk zonder meer wordt gesproken, maar over “het werk onzer handen.” Een uitdrukking die in het laatste vers zelfs tot tweemaal toe wordt herhaald. Niet slechts het werk dat we met onze handen verrichten, wordt daarmee bedoeld, maar vooral het werk dat de Heere ons op de handen zet, het werk dat Hij ons geeft te doen. Zo toch hebben we niet alleen ons kerkelijk, maar ook ons dagelijks werk te zien. Dat moet niet alleen het karakter van ons werk bepalen en de wijze waarop we ons werk doen, maar zeker niet minder dan het doel waartoe we ons werk verrichten.

In het slot van Psalm 90 bidt Mozes dan ook niet: “het werk onzer handen, zegen dat”, in die zin dat wij daarin voorspoedig zijn en wij goede resultaten daardoor behalen, om er alleen zelf beter van te worden. In plaats van het woord zegenen gebruikt Mozes het woord bevestigen.

Bevestigen dat is iets vast en bondig maken zodat het niet verloren gaat, zodat het niet ijdel, niet tevergeefs is, maar dat het zin, blijvende waarde, inhoud en betekenis heeft.

Ook met alle goede resultaten en schijnbare successen die we daarbij hebben, kan ons werk en daarmee heel ons leven op de meest ingrijpende wijze zinloos zijn, namelijk als God Zelf niet de inhoud en het doel ervan is.

Wat had de rijke dwaas aan al zijn volle voorraadschuren, aan al de goederen die hij voor vele jaren zich opgelegd had, opdat hij er rijkelijk van leven zou, toen God tot hem sprak: “Gij dwaas, in deze nacht zal ik uw ziel van uw hand eisen.” Laat ons toezien dat we zo niet alleen voor onszelf werken en leven, opdat Jezus’ woord ook niet ons gelde: Alzo is het met een ieder die zichzelf schatten vergadert en die niet rijk is in God.” Mozes bidt dat de Heere hem en zijn volk bij alle werk dat zij doen voor die zinloosheid zal bewaren. ‘Het werk onzer handen, bevestig dat!” Dit slot van Psalm 90 mogen we niet losmaken van het geheel van dit lied. Te midden van alle levensvergankelijkheid, te midden van alle moeite en verdriet, waaraan we ook in ons werken naar Gods oordeel over de zonde onderworpen zijn, bidt Mozes tot de Heere, tot de Onvergankelijke en Onveranderlijke, Die ons een toevlucht is van geslacht tot geslacht: U, o eeuwige en genadige Heere, aanvaard toch ons werk, leid U ons in alles wat wij doen, opdat het niet tevergeefs, maar zinvol zal zijn, opdat het niet voor niets is, maar dat er wat mee bereikt zal worden, opdat dit ermee bereikt zal worden dat Uw werk doorgaat, dat niet onze maar Uw naam geheiligd wordt, dat niet ons, maar Uw koninkrijk kome, dat niet onze wil geschiede, maar Uw wil geschiede, dat we zo ons dagelijks brood ontvangen en genieten dat we in vergevende liefde mogen leven, en mogen doen leven, dat we voor de verwoestende werken van de boze bewaard mogen blijven en zo U mogen toebehoren, aan Wie en het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid is tot in der eeuwigheid.

Meer dan Mozes dit ooit gebeden heeft en wij het ooit bidden heeft Jezus Christus om de bevestiging van Zijn werk gebeden. “Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij mij gegeven hebt om te doen; en nu verheerlijk Mij, Gij Vader; bij Uzelven, met de heerlijkheid die Ik bij U had, eer de wereld was.” Ten goede voor Zijn kerk, voor allen die in Hem geloven is dit gebed ten aanzien van Zijn werk, dat Borgwerk was en is verhoord.

Zo wij geleid door Zijn Geest het slot van Psalm 90 bidden, is ons werk en ons leven niet tevergeefs, maar bevestigd. Ook al breekt dan ons werk en ons leven af, dan nog mogen wij weten, dat onze arbeid, hoe moeitevol ook, niet ijdel is in Hem.

 

Ds. J. Brons