Ik zal u geen wezen laten…

Johannes 14: 18a

 

TOCH GEEN WEZEN

Men heeft de zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren de weeszondag genoemd. Omdat die zondag valt tussen het heengaan van Christus en het komen van de Heilige Geest. Toen stond de Kerk zo alleen. Ze waren als wezen die hun vader en moeder verloren hadden. Bij wie moesten ze nu wonen? Wie moest het nu voor hen opnemen? Ze konden immers niet alleen staan? De wereld kon hen niet gebruiken. Bij de godsdienst van de Schriftgeleerden konden ze niet terecht. En de satan zou als een briesende leeuw hen zoeken te verslinden. Ze zijn niet tegen hem bestand. Wat moet er van zulke wezen worden?

Geestelijke weeskinderen. Die zijn er nog. Voor wie de Heere is geweest als een vader en een moeder. Maar voor wie er ook een tijd komt dat ze in de verlating komen. Ze moeten de vaderlijke trouw en de moederlijke zorg van de hemel ontberen. Hoe staan ze dan alleen Wat gevoelen ze zich dan eenzaam. In de wereld kunnen ze het niet meer vinden, de vormen-godsdienst kan hen niet gebruiken en wat moet er in die staat van hen worden? Ze zwerven op aarde rond, als wezen, van wie vader en moeder voor altijd zijn heengegaan. Ze kunnen nergens meer een thuis vinden. Als God niet terug komt, ze moeten vergaan in al hun smart en rouw. Smart vanwege het missen van Zijn vriendelijk aangezicht, rouw vanwege het heengaan des Heeren. Maar de Heere weet wel, dat ze niet alleen in de wereld staan kunnen. Want Hij kent de Zijnen. Hij weet het hoe krachteloos ze zijn in zichzelf. Hij weet dat ze het nergens anders meer kunnen vinden. Ook, dat zij niet bestand zijn tegen de aanvallen van de vorst der duisternis. Daarom heeft de Koning, voordat Hij heenging, een belofte achter gelaten. Een belofte van Zijn wederkomst. Maar ook van de komst van de Trooster, de Heilige Geest. Het was maar een tijdelijke verlating. Ze zouden maar tien dagen wezen blijven. Dan zou de Trooster komen om hen te troosten met een verhoogde Christus. Opdat ze zouden leren dat hun thuis daar lag waar Hij was heengegaan.

Wat was het een wijsheid van God om hen tien dagen alleen te laten. Want in die tien dagen viel er zoveel te leren. Namelijk, om te beseffen wie ze in zichzelf zijn, als ze alleen staan. Om Zijn onmisbaarheid te doen gevoelen. Om hun eigen armoede en krachteloosheid te doen beseffen. Om ze te leren, hoe slecht het op aarde is, als die ladder Jakobs wordt ingetrokken. Ook die tien dagen zijn van Hem.

En toch zijn het geen beklagenswaardige wezen. Want nu ligt er voor de wezen nog een belofte. En daarmee worden ze werkzaam. Het is een leven van Pinksteradvent. Het is een verwachten, een inwachten van de neerdaling van de Heilige Geest. Maar ze wachten niet tevergeefs. De Heere geeft ze Zelf een pleitgrond in Zijn Woord. Daar grijpen ze de Heere aan in wat Hij Zelf heeft gezegd.

Lezers, zijn we ook wezen geworden? Kennen wij ook iets van dat nergens kunnen vinden buiten die gemeenschap des hemels? Dan leren we ook inwachten, pleitend op wat de Heere Zelf in Zijn Woord heeft gezegd. En zo Hij dan vertoeft, verwacht Hem. De Heere is een verrassend God. Hij komt waar een mens niet meer durft te verwachten.

 

Ds. F. Bakker 1919 – 1965