En zij zeiden tot elkander: was ons hart niet brandende in ons als Hij met ons sprak op de weg en als Hij ons de Schriften opende”?

Lucas 24: 32

 

HART VOOR DE OPGESTANE

en Zijn gemeente………

 

Met ons tekstvers zitten we midden in de opstandinggeschiedenis. De Boodschap is door de vrouwen aan de discipelen geboodschapt: ”De HEERE is waarlijk opgestaan”! Maar ja, om dat te geloven? Petrus en Johannes haasten zich naar het graf. De Emmaüsgangers zeggen het in vers 24. Ze vonden het graf leeg, “maar Hem zagen ze niet”! Hoe is onze beleving geweest op Pasen? Aan het graf geweest en het daarbij gelaten? Of hebben wij Zijn heerlijkheid aanschouwd, zoals Johannes daarvan schrijft in het eerste hoofdstuk van zijn Evangelie? Anders gezegd: hebben we de Boodschap van Pasen geloofd en hebben we, door het geloof, Hem gezien nadat Hij van de doden is opgestaan? De Emmaüsgangers geloven er niet meer in. Ze hadden nog wel hoop gehad, maar die was met de dood van Jezus van Nazareth de bodem ingeslagen. Verslagen lopen ze naar huis, vol van de dingen die er geschied zijn, dat wel. Dan echter gebeurt het, dat Jezus Zelf bij hen komt en met hen gaat (15). Ze kennen deze Vreemdeling niet (16), maar als Deze Man vraagt waar ze zo druk over spreken met elkaar springt er bij Kléopas een veer los. Dan komt uit de overvloed van zijn hart zijn liefde tot Jezus de Nazarener openbaar. Wat zien we hier een kostelijke zaak. Ze waren volgens hen van Hem af. Jezus is immers dood! Maar ze kunnen niet van Hem af. Dat is het werk van de Heilige Geest in hun harten. En de Opgestane HEERE vergeet Zijn ellendigen niet. Hij komt langszij. Want Hij is steeds nabij de ziel die tot Hem zucht. Wel klinkt Zijn vermaan aan hun adres. Hun droefheid was niet nodig geweest als ze de Schriften hadden geloofd. Ze kenden de Schriften wel, maar verstonden niet wat ze kenden. En wij? Moet ons verstand misschien ook nog geopend worden (45). Ze spreken er in vers 32 van hoe hun harten opsprongen en “vurig” werden toen Hij met hun sprak op de weg en hun de Schriften verklaarde. De rokende vlaswiek blust Hij niet uit ( Jesaja 42: 2). Maar Hij voedt het bijna uitgegane vuur in hun hart met de brandstof van de Schriften Die van Hem getuigen. Daardoor laait het op en doet hun harten branden. De Opgestane HEERE bezocht ook ons in de prediking van Pasen. Hij kwam in het “gewaad van Zijn Woord” ons nabij op de levensweg. Hebt u Hem ook binnen genodigd? Zoals de Emmaüsgangers? En gebeurde toen ook wat we van hen lezen?

Zij keerden per omgaande terug tot de gemeente om hen deelgenoot te maken van wat ze gehoord en gezien hadden (35). Aan wie de Opgestane Jezus Zich openbaart die krijgt hart voor de gemeente (35).

 

Ds. J. Bos