Het boek des geslachts van JEZUS CHRISTUS…

 

Matthéüs 1:1a

 

GESLACHTSREGISTER

De levensgeschiedenissen van de stamvaders en moeders van de Heere Jezus bevatten donkere hoofdstukken. Het geslachtsregister predikt ons daarmee allereerst de diepe val die de mens in Adam heeft gemaakt. Want al begint Matthéüs het geslachtsregister bij Abraham, de namen van degenen die genoemd worden, laten ons zien dat het allereerst Adamskinderen zijn geweest. Toen de Joden er zich op beriepen dat zij kinderen van Abraham waren, zei de Heere Jezus: Abraham? Gij zijt uit uw vader den duivel, want gij wilt de begeerte van uw vader doen!

Adam en Eva hebben de vreselijke zonde gedaan door naar de duivel te luisteren. En toen God verscheen was er geen blijdschap meer in hun hart, maar zij vreesden God, Die met hen was, is tegen hen geworden. En tegen alle kinderen en mensen die uit Adam geboren zouden worden. Dat ligt niet aan God. Daarin treft God geen schuld. Nee,

Wij hebben God op ’t hoogst misdaân

Wij zijn van ’t heilspoor afgegaan

Ja wij en onze vaderen tevens.

Vergramden God, de God des levens

Die zoveel wonderen had verricht.

Dat predikt ons dit geslachtsregister allereerst. Want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Met diepe schaamte moeten de geschiedenissen genoemd worden waaruit Christus geboren is. Juda en Thamar, David en Bathséba, Manasse, Achaz. Wat een zwarte bladzijden in het boek des geslachts van Jezus Christus. Zouden wij ons niet schamen als Manasse onze vader was en Rachab onze moeder? Wij zouden zo’n afkomst maar liever bedekken. En toch, hier ligt ook onze afkomst. En bij ontdekkend licht gaan wij onszelf zien als een kind van Adam. Van dezelfde lap gescheurd als Manasse en Rachab. Dan zeggen we: het is niet David en niet Manasse, niet Thamar en niet Rachab, maar ik ben in ongerechtigheid geboren. Het geslachtsregister bepaalt ons bij de vraag: wie zal een reine geven uit een onreine? Het antwoord van de kant van de mens moet luiden: Niet één! Lezer(es) lopen we daar wel eens mee? Dat we zelf een onreine vader en moeder hebben. En dat we zelf onreine kinderen voortbrengen. Een massale verlorenheid. Állen hebben gezondigd. En daarom: God tégen ons. Als dat gaat wegen, wat wordt het geslachtsregister dan een wonder! Dat er toch een Reine uit een onreine voortkwam, met de naam Immanuël. De belichaming van het wonder dat (waar niemand naar God zoekt en niemand naar God vraagt) God in Christus zegt: dan zal Ik het doen. Dan zal Ik gaan zoeken en zalig maken wat verloren was. Dat is hét wonder achter alle andere wonderen. Dat God van eeuwigheid af een welbehagen had. En dat er een Raad des Vrédes uit dit welbehagen is voortgekomen over mensen die brullen van vijandschap. Die hun harten hun huizen gesloten houden voor de kloppende Heiland. Geen plaats. Terwijl er niemand is die God zoekt, is Hij al van eeuwigheid bezig om Zijn volk zalig te maken. Hij is het begin en het einde. Geen nagelschrabje van ons mag er bij. Opdat het zou zijn: door U, door U alleen om het eeuwig welbehagen.

 

Dat is het wonder van het boek des geslachts van Jezus Christus. Dat Hij Zich niet heeft geschaamd hen broeders te noemen. Hij wilde ingeschreven worden in dit geslachtsregister. Hij wilde het erkennen: Ik ben lid van deze verdorven familie. God uit God en Licht uit Licht. Rein en heilig, zonder zonde. Hij wilde hen in alles gelijk worden, uitgenomen de zonde. Hij wilde zeggen: Adam is Mijn vader en Eva is Mijn moeder. Hij schaamt zich niet voor datgene waar wij ons wel voor zouden schamen. Daarom staat zijn Naam én aan het begin én aan het einde van het geslachtsregister. Hij is het begin en het einde ervan. Hij ontsluit dat ganse verdorven geslacht met Zijn genadearmen. Om hun schuld te betalen en om bij God alles goed te maken wat zij verdorven hebben. Het is goed om het geslachtsregister van Christus maar veel te lezen. Het maakt en het houdt u klein. En dan komt er bij aanvang en voortgang plaats voor de persoon en het werk van de vernederde Borg.

 

Ds. M.A. Kempeneers